GOUWE OUWE nog eens uitgebracht: column over kunstenaars in de knel

Vandaag 4 mei 2020 is het dodenherdenking en staan we stil bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Morgen 5 mei vieren we dat ons land 75 jaar geleden bevrijd werd van de Duitse overheersing en vieren we met elkaar de vrijheid. Over dit onderwerp heeft Piet van Bragt eerder een column geschreven. Een mooie reden om die hier nog eens te herhalen.
__________________________________________________________________________


ER WAS EENS: Tussen massa en ideaal

Eerder uitgebracht: Journaal 68, september 2014.

Door: Piet van Bragt

Inquisitie? Kan men de periode 1930 - 1940 aldus kenschetsen? Het staat vast dat niet alleen op cultureel gebied, maar ook op maatschappelijk en wetenschappelijk terrein de bakens in Duitsland drastisch verzet worden. Het begint met de benoeming van Hitler tot Rijkskanselier op 30 januari 1933. Op dat moment verandert de wereld definitief.  Duitsland stort zich in een catastrofale politiek, de rest van de wereld kijkt verbijsterd toe maar zal de effecten van deze politieke aardverschuiving tot in de laatste vezels voelen. Zes weken na de benoeming van Hitler tot Rijkskanselier wordt Joseph Goebels minister van het Rijksministerie voor Volksvoorlichtingen. Hiermee wordt een begin gemaakt met de totale vernietiging van het culturele en wetenschappelijke leven in Duitsland. De Nazi's doen hun intrede en hun eerst verklaarde vijanden zijn de kunstenaars!












Collage van kunstwerken van Charley Toorop, Fernand Léger en Max Beckman in de museumcollectie (door Piet van Bragt).


Een kort overzicht van de toenmalige gebeurtenissen. Op 15 maart 1933 verschijnt de eerste zwarte lijst van kunstenaars. Dus, George Grosz is geen staatburger meer en het Bauhaus wordt gesloten. De tentoonstelling 'Kamer der Verschrikkingen' toont het werk van moderne kunstenaars in Neurenberg, Dresden en Dessau. Ernst Barlach heeft nog juist voor de benoeming van Hitler hem beschreven als 'de op de loer liggende vernietiger van anderen', en het nationaalsocialisme gekenschetst als 'de stiekeme dood van de mensheid'. Het tijdschrift Der Sturm wordt verboden, Herwart Walden ontsnapt naar de Sovjet Unie en John Heartfield vlucht naar Praag. Dat zelfde jaar wordt door Goebels de Reichskulturkammer opgericht. Iedere kunstenaar moet zich daar bij aansluiten. Ook wetenschappers zoals onder andere Einstein zijn persona non grata. Einstein schrijft: 'Ik beschrijf de huidige stand van zaken in Duitsland als een toestand van geestelijke stoornis onder het volk'[1]. Hitler reageert met: 'Als het ontslag van Joodse wetenschappers betekent dat de hedendaagse Duitse wetenschap teloorgaat, doen we het maar een paar jaar zonder wetenschap.'[2] Wanneer de nazi's een catalogus uitgeven met de minst vleiende foto's van hun tegenstanders is het onderschrift bij de foto van Einstein: 'Nog niet opgehangen'.[3]  In 1934 verklaart Hitler dat de moderne kunst een gevaar is voor het land. Kunst moet dienend zijn en onderdeel van de Duitse propaganda. In 1936 moeten alle bij de Reichskulturkammer geregistreerde kunstenaars een Ariër verklaring afleggen. In oktober sluit de National Galerie. In november verbiedt Goebels alle kunstkritiek, alleen vermelding mag nog.
Het verzet is groot. Ernst Ludwig Kirchner roept dat hij noch Jood, noch sociaaldemocraat is en dat hij dertig jaar heeft gevochten voor een nieuwe en sterke Duitse kunst. Max Pechstein laat weten aan de Gestapo dat hij zelfs aan het westelijk front heeft gevochten. En Emil Nolde, die wel sympathiseerde met het bewind wordt ondanks zijn kritiek op zijn modernistische collega's toch door Goebels geroyeerd. In juni 1937 worden 1052 werken van hem in beslag genomen. Deze lijst kan nog veel langer gemaakt worden. Elke kunstenaar die niet beantwoordt aan de filosofie van Goebels kan een toekomst in Duitsland vergeten.

18 juli 1938 is voor de kunst een definitief keerpunt. Hitler houdt een speech in het Haus der Deutschen Kunst in München. In zijn tirade verdoemt hij het modernisme. Hij verzekert dat door het toedoen van de partij de culturele neergang tot stand is gebracht. De krachtige Teutoonse traditie is hersteld. Kunst is niet hetzelfde als mode, 'Ieder jaar iets nieuws. De ene dag impressionisme, daarna futurisme, kubisme, en mogelijk zelfs dadaïsme. Kunst wordt niet op tijd gebouwd, maar op volkeren.' Hij vervolgt met te benadrukken dat ras en bloed essentieel zijn en dat de kunst dat moet respecteren. 'Duitsland eist ... een kunst die onze toenemende eenwording weerspiegelt, en dus de uitbeelding van een veelzijdige, totale volksaard.'[4] De volgende dag opent hij de tentoonstelling Entartete Kunst in het Gemeentelijk Archeologisch Instituut. Waarschijnlijk is dit de schandelijkste tentoonstelling die ooit is gehouden. De opzet was kunst en kunstenaars belachelijk te maken. Het sarcasme van de bijschriften was opzettelijk denigrerend. Bijvoorbeeld, Boeren in de middag van Ernst Ludwig Kirchner kreeg als bijschrift: 'Duitse boeren zoals ze door jidden worden gezien'. Het beeld  'De Hereniging ' van Ernst Barlach werd veranderd in 'Twee apen in pyjama.'

Toch moeten er kanttekeningen bij dit cultuurbeleid gemaakt worden. In mei 2009 wil Lilian Grosz, de echtgenote van de zoon van George Grosz, het MoMa dwingen via een rechtszaak drie werken van Grosz uit de collectie aan hen terug te geven. De herkomst van deze werken is zeer dubieus. Alfred H. Barr jr, een van de oprichters van het MoMa in New York, kocht ze van de Joods Duitse kunsthandelaar Curt Valentin. Valentin, die tot de intieme vriendenkring van Barr behoorde, was in het bezit van veel 'entartete Kunst' toen hij zich in New York vestigde. Hij sluisde de opbrengsten van de kunstverkopen terug naar Duitsland omdat de nazi's buitenlandse deviezen nodig hadden om hun oorlogseconomie te financieren. Het Ministerie van propaganda in Berlijn hield nauwkeurig bij welke kunstwerken aan Valentin werden verkocht zodat hij ze in het buitenland kon wederverkopen. Momenteel wordt veel onderzoek gedaan, onder andere door de Courtesy Lilian Grosz, om malafide praktijken van Duitse kunsthandelaren aan het licht te brengen.[5]

In zaal 2 van de tentoonstelling ER WAS EENS staat dit fascistische gedachtegoed als een luis in de pels centraal. De Duitse avant-garde verdwijnt uit het beeld. Niet voor niets heeft deze zaal de titel 'het maatschappelijk beeld' gekregen. De Spaanse humanist en filosoof José Ortega y Gasset publiceert in 1929  De Opstand der Horden. In dit boek beschrijft hij met een profetische blik hoe de maatschappij wordt gedomineerd door de middelmatigheid. Het falend cultureel leiderschap van de elite is oorzaak van de voortschrijdende democratisering. De enorme bevolkingsgroei sinds de negentiende eeuw veroorzaakt een 'volte' in de maatschappij, waardoor de enkeling nu als massa kan optreden. 'Alleen het koor heeft het woord, hoofdpersonen zijn er niet meer.' En even verder: 'De maatschappij is steeds een dynamische eenheid die uit twee factoren bestaat: minderheden en horden. (...) De horde is de gemiddelde mens.'  'De massa zijn wij!' (...) 'De massa-mens' is een orgaan van het hoogste goed en het ergste kwaad.' Angsten en verlangens zijn identiek bij de 'massamens' Men wordt slechts gedreven door een mateloos egoïsme, zowel op materieel als immaterieel gebied."[6]  Menno ter Braak, die op zaterdag 18 november 1933 met scherpte de zojuist uitgekomen Nederlandse vertaling bespreekt, zegt: 'Als Nietzsche idealiseert Ortega y Gasset dien mensch volstrekt niet; hij heeft een scherpen blik voor de ‘Herdenvertierung’, d.w.z. het opkomen van een slag wezens, dat alle gegroeide cultuurnormen ten hoogste als oppervlakte-versiering aanvaardt en in wezen volstrekt ‘barbaarsch’ is'.[7] De profetische lading van de gedachten van Ortega y Gasset wordt in de latere jaren dramatische werkelijkheid.
Deze zaal laat kunstwerken zien die ontstaan zijn tijdens en in aanloop van de geschetste gebeurtenissen. De invloed van maatschappelijke ontwikkelingen laat zijn sporen na. Soms overduidelijk en gepassioneerd zoals Max Beckmann, maar ook afstandelijk als sprekend vanuit een andere wereld zoals bij Piet Mondriaan. Max Beckmann onderging het maatschappelijk conflict aan den lijve, daarentegen kon Mondriaan zijn bespiegelingen over een nieuwe en betere wereld op zijn eigen ogenschijnlijk rationele wijze vorm geven. In deze zaal botsen werelden op elkaar. De wereld van de massa-mens en de wereld van de ideologie, de strijd tussen vrije ontplooiing van begeerten en driften en een zoektocht naar de essentie van het mens-zijn. Deze zaal is ruimtelijk klein, maar gevuld met een weidse blik.



[1] Walter Isaacson, Einstein, de biografie, 2007, pag, 407.
[2] Iibid, pag. 408
[3] ibid , pag. 421
[4] Peter Watson, Grondleggers van de moderne wereld, 2001, pag. 314
[5] Zie hiervoor het artikel MoMa's Problematic Provenances,  http://www.artnews.com/2011/11/17/momas-problematic-provenances/
[6] citaten uit: Ortega y Gasset, De Opstand der Horden, 1971
[7] http://www.mennoterbraak.nl/website/

Reacties

Populaire posts van deze blog