COLUMN je mening telt: Kunst en Brabantse bezuiniging
Kunst, cultuur, een noodzakelijk vermaak?
Door:
Piet van Bragt
Stijn Peters, houtsnede
In het NRC van 16 mei schrijft Tommy Wieringa in zijn wekelijkse column een vlammend betoog over dit onderwerp dat plotseling actueel is geworden doordat de provincie Noord-Brabant kunst onder vrijetijdsbesteding plaatst. Hij schrijft onder andere: “Het is een onuitroeibaar misverstand onder bestuurders dat kunst voor iedereen bestemd zou moeten zijn. Dat ze zelfs voor iedereen aantrekkelijk moet zijn, zoals de wethouder zegt. De riolering is voor iedereen, de hemel boven ons hoofd en de lucht die we inademen zijn voor iedereen. Maar kunst, nee, dat is voor mensen die er van houden. Je kunt wel proberen om zoveel mogelijk mensen ervan te leren houden, maar voor iedereen is het dan nog altijd niet.” Het is volgens Wieringa verhelderend bij de discussie, om over de voorgestelde vorm van kunst het begrip 'presciptive art' in herinnering te roepen, waarmee de Britse historicus Richard Overey de kunst van het Derde Rijk en de sociale Sovjetkunst van Stalin betiteld. Vilein is natuurlijk zijn citaat waarin hij Hitler zijn kunstbeschouwing laat presenteren: ”Want de kunstenaar schept niet voor de kunstenaar, maar voor het volk, en wij zullen er op toe zien dat het volk wordt ingeroepen om zijn kunst te beoordelen.”
Kunst stelt eisen
Eens schreef Rob
Schoonen, de hoofdredacteur cultuur van het ED, naar aanleiding van het weekend
'Hallo Cultuur! een opnieuw actueel artikel
over zijn geconstateerde apathie voor de actuele moderne beeldende kunst. Kunst
constateerde hij, moet blijkbaar vermakelijk zijn. Kunst moet hanteerbaar,
genietbaar en consumeerbaar zijn. De oudjes die dat nog wel waarderen tellen
niet meer mee en daarmee wordt iedereen boven de leeftijdgrens van veertig jaar
bedoeld. Maar zijn zorg geldt vooral voor de aanstormende jeugd. De jeugd stelt
op cultureel gebied andere prioriteiten. Ook de politiek speelt daarop in. Halbe
Zijlstra, de toenmalige staatssecretaris van cultuur, heeft dat in zijn
bezuinigingstraject goed begrepen. Als politicus moet je zorgen dat je in de volgende
stemronde overeind blijft. Dus zoek je een doelgroep die je boodschap begrijpt.
En actuele kunst met zijn vormen van engagement is voor de gemiddelde kijker
niet altijd eenvoudig te consumeren. Engagement vraagt om betrokkenheid,
concentratie en tijd. Vooral dat laatste aspect is problematisch. Alles moet
wel snel gaan en liefst in hapklare brokken. En dus is al dat engagement maar
moeilijk, daarbij kost het veel geld en levert het niets op is de mening van
velen onder ons. En vooral het financiële plaatje is een heikel punt en dat is toch
niet bepaald een aspect waarvoor jongeren meteen warm lopen.
Kunst stimuleert
Op dat zelfde moment werd
een discussie gevoerd in het NRC over engagement in de kunst. Hans den Hartog
Jager merkt op dat links en rechts, zoals we dat in de politiek graag gebruiken,
niet meer van deze tijd is en dat engagement in de kunst ook zijn functie heeft
verloren. Daarentegen zei Jelle Bouwhuis, een van de aangevallen curatoren,
waaronder ook Charles Esche, dat engagement nu juist die prikkel in het
maatschappelijk debat kan zijn. Kunst is dan niet meer alleen het mooie
plaatje, maar een stimulans om op een andere en meer innovatieve wijze naar de
wereld om je heen te kijken. Dus het is geen rituele dans van curatoren (Hans
den Hartog Jager), maar een kans om met twee benen in de klei (Jelle Bouwhuis) aan
het nieuwe en uitdagende in de maatschappij deel te nemen. En dat moet nu
precies iets voor jonge mensen zijn, die nog niet door traditie en status
gehersenspoeld zijn. Tijdens de Dutch Design Week zie je grote groepen zeer geïnteresseerde
jongeren bijna letterlijk het museum bestormen om het nieuwe te ontmoeten.
Design en innovatie, broertje en zusje. Niet voor niets is Eindhoven misschien
wel de innovatieve hoofdstad. Jonge mensen zien hun kansen en beginnen, soms
bijna uit het niets, aan innovatieve avonturen. De regio Eindhoven staat er vol
mee. Het mooie van die jonge bedrijven is de claim die ze leggen op
creativiteit. En omdat soms een product geproduceerd wordt waarvan men de
economische implicaties nog niet altijd precies kan inschatten, is er nogal
eens verloop. Er zijn mensen in de stad die dat niet begrijpen. Er is op YouTube
een filmpje van de dorpsnar Jos Kessels, die scheldend en tierend door Strijp S
loopt, alles verwensend wat op zijn pad komt, omdat het volgens hem hier alleen
maar subsidieslurpers zijn! Misschien is die bepaalde bevolkingsgroep aan te
rekenen dat zij creativiteit niet als het hoogste niveau van cognitie
aanvaarden.
Kunst en samenleving
Creativiteit betekent dat
men zijn denkcapaciteit niet alleen inzet om problemen op te lossen, maar dat
men mogelijkheden gaat onderzoeken. Nogmaals, dat is een hogere trap van
intelligentie. De Canadese neurobioloog en erkende specialist op het gebied van
intelligentieonderzoek, James Calvin, zei terecht dat creativiteit, in feite
het hele bovenste niveau van intelligentie en bewustzijn, een mentaal spel is,
waarbij ons denken een hoger niveau bereikt. Creativiteit wordt door velen
direct gelinkt aan kunstenaarschap, hoewel creativiteit op onderzoeksafdelingen
op de TU/e, ASLM en de High Tech Campus maximaal wordt gewaardeerd. Onderzoek
naar mogelijkheden vindt sinds alle tijden ook plaats in de kunstwereld als een
kunstenaar zich rekenschap geeft van zijn plaats in de maatschappij en wat de
maatschappij met hem en zijn medemensen doet. Geert Drion publiceerde in 2010
in de Volkskrant een essay Angst voor het vreemde maakt cultuur kapot.
In dit essay heeft hij het over het 'culturele gesprek', waarin een kunstwerk
iets van je vraagt dat in het gewone leven niet zo vaak voorkomt, namelijk om
je gebaande paden te verlaten, je oordeel op te schorten en je zintuigen te
openen. Dat is voor hem de essentie van contact. Jelle Bouwhuis gaf in zijn
antwoord op het essay van Hans den Hartog Jager zijn eigen artikel een mooie en
veelzeggende titel: 'De wereld verandert de kunstenaars'. Hiermee wordt veel
gezegd over engagement. Maar veel kunstenaars en curatoren geloven dat het
proces zich ook in een andere richting ontwikkelt. Bouwhuis eindigde zijn essay
met de opmerking dat vanaf de hoge bergtop waarop de kunstcriticus zit het
nieuwe krachtenveld tussen kunst en samenleving niet te vatten is. Daarom staan
volgens hem de geëngageerde kunstenaar en curator met twee benen in de wereld,
en soms letterlijk in de klei. Zijn laatste verzuchting is dan ook: Wanneer
komt de criticus eens van zijn rots?
En het Van Abbemuseum?
De discussie in het NRC
tussen den Hartog Jager en Bouwhuis blijft interessant voor het Van Abbemuseum.
Ook dit museum staat met zijn beide voeten in de klei. We weten dat het Van
Abbemuseum zich vol overtuiging in deze discussie wil mengen. Daarbij is het
interessant te weten dat El Lissitzky al in 1920 een bijdrage aan deze
discussie leverde toen hij zei dat de kunstenaar aan het veranderen is van een
nabootser in een constructeur van de nieuwe wereld van objecten.
Maar gelukkig dat er
discussie is. Zonder uitwisseling van op feiten gebaseerde meningen zouden we
de gebaande paden nooit verlaten. En dat is wel de opgave. Misschien komt de
vertegenwoordiger van de vrije tijd van de provincie Noord-Brabant daar ook
ooit achter. Moed houden!
Reacties
Een reactie posten