Het menselijk lijden bij Antonio Saura

Een kunstbeschouwing over kunst en religie

Door Piet van Bragt

‘De mensch heeft het vermogen en de neiging om naast en in plaats van zich zelf en de gestalten die hij ontmoet, andere gestalten te plaatsen, 'verbeeldingen'. Hij stelt 'symbolen ' van de levende werkelijkheid, die hem omringt, d.w.z. hij schept zich representanten van die werkelijkheid, 'beelden', waarin de gestalte, die hij waarneemt, en de gestalte, die hij schept samenvallen. Een beeld is een door den mensch geschapen vertegenwoordiger van een geziene gestalte, die met die gestalte essentieel samenhangt. Het gaat dus om representatie, niet om reproductie.’

Antonio Saura


Dit schreef de Groningse hoogleraar Gerard van der Leeuw en de latere PvdA-minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het kabinet-Schermerhorn-Drees in zijn boek Wegen en grenzen. Een studie over de verhouding van religie en kunst (1953). Het feitelijke perspectief dat van der Leeuw in zijn visie schetst is representatief voor het denken over kunst en religie. De toenmalige directeur van het Van Abbemuseum, Edy De Wilde, moet met deze visie vertrouwd zijn geweest. Toen hij twee werken van de Spaanse kunstenaar Antonio Saura (1930-1998) voor de collectie van het museum kon aankopen, paste dat in zijn visie die hij had voor de collectieopbouw. Als een beeld zich verder van de tastbare realiteit verwijdert, kan het volgens De Wilde sterker een religieuze handeling vertolken. De twee werken, Junca (1958) en Ada (1962 representeren die gedachtegang. Vooral doordat Saura de kleur losliet en alleen gebruik maakte van wit, zwart en grijs, voerde hij de tragedie sterker op en wordt het dramatisch effect groter.

Ada 1962

Generaal Franco, de fascistische dictator van Spanje, inspireerde Antonio Saura tot het maken van deze portretten die denkbeeldig en gruwelijk zijn. De ziekte waaraan hij toen leed, tuberculose, en waartegen hij op dat moment vocht, geven die portretten een extra lading. Fascisme en ziekte vormden hem tot een radicale socialist die in zijn werk zijn verlangen naar een rechtvaardige wereld zichtbaar wilde maken.

Spaanse kunst heeft altijd affiniteit getoond met religie waarbij het onderwerp extreem dramatisch en realistisch wordt benaderd. Saura past in deze traditie. In zijn serie Kruisigingen druipt de verf zoals het bloed op de oude kruisbeelden in Spanje. In 1963 schilderde hij deze thematische reeks die het thema Kruisiging tot onderwerp heeft. Hiermee wil hij een bewogen beeld scheppen als een vorm van protest. Hij zegt hierover: "In het beeld van de gekruisigde heb ik mijn situatie willen weergeven als mens alleen in een bedreigend universum, waar men tegen kan schreeuwen, maar anderzijds ben ik evenzeer geïnteresseerd in de absurde tragedie van een mens ‑ van een mens en niet van God ‑ die aan een kruis genageld is." Deze fascinatie voor het lijden en de individuele mens, het portret, komt hier bijeen.

Junca 958

Saura laat het kruis in veel verschillende gestalten zien. De toenmalige kardinaal Simonis zou op uitnodiging van het Cobra Museum de tentoonstelling Kruisigingen openen. Hij werd door de nabestaanden van Saura hiervoor echter niet welkom geheten, omdat Saura tijdens zijn leven een fervent tegenstander van het instituut kerk was. De tekst van zijn inleiding is wel bekend en gepubliceerd. Hij schreef in de inleiding: "Ik vraag me dan ook af wat Saura bezield heeft om het kruis in zoveel gestalten weer te geven. Ik denk dat de persoon Saura door die paradox geraakt is. Enerzijds ziet hij in het kruis de werkelijkheid en de afschuwelijkheid van het lijden als het symbool van de ondergang. Aan de andere kant weet hij ook dat niemand een grotere liefde kent dan degene die zijn leven geeft voor zijn vrienden. En dan wordt het kruis de hoogste uiting van liefde, een echte offerliefde."

Religie en beeldende kunst lijken een paradox. Toch baseren zich beiden op geloof, op overtuiging. Zowel religie als beeldende kunst wil een boodschap uitdragen. Religie is op de keper beschouwd een medium waarin gezamenlijk over de werkelijkheid wordt gecommuniceerd. Maar de kunst ziet de boodschap echter meer als een persoonlijke uiting, als een individuele representatie van de werkelijkheid. De Russische kunstcriticus, mediatheoreticus en filosoof Boris Groys beschouwt religie niet als een verzameling van meningen. Religie is volgens hem een verzameling van vaststaande rituelen. Hij zegt hierover: "Wetenschap is de productie van waarheid. Religie is de consumptie van waarheid." Waarmee hij aangeeft dat wetenschap kennis is, en religie non-kennis. “Geloven”, zegt hij, “is bij uitstek de herhaling van non-kennis”.

Groys maakt een scherp onderscheid tussen kennis en non-kennis. In het domein van de non-kennis heerst het principe van de herhaling. Dit principe van herhaling is eigen aan het religieuze ritueel. Nieuwe inzichten kunnen hier niet in passen, want die tasten het fundamentele karakter van het geloof aan. En dat is dan meteen de doodsteek voor creativiteit.  Want creativiteit en geloof bijeen is voor de echte gelovige godslasterlijk.


Reacties

Populaire posts van deze blog