Allan Kaprow: Kunst als Leven
De theatrale provocatie van de
Amerikaanse kunstenaar Allan Kaprow staat niet alleen in de geschiedenis van de
kunst. Denk slechts aan de manifestaties van Dada, de pogingen van Marinetti om
een futuristisch theater van schokeffecten en gekte te creëren en de Merzbau
van Kurt Schwitters in de eerste helft van de twintigste eeuw. Later, na 1945,
ontmoeten we de theaterproducties van het trio Cage-Rauschenberg-Cunningham.
Otto Piene vertoont zijn luchtballetten, Manzoni is er met zijn eetbare
tentoonstelling en Yves Klein wordt bekend met zijn concertant begeleide
antropometrieën. Al
deze theatrale provocaties hadden het doel om kunst en leven met elkaar te
verbinden en zich daardoor verder uit te breiden buiten de traditionele kunstpraktijken.
Van 1957 tot 1959
studeert hij aan de New York School for Social Research bij John Cage. Vanaf
dat moment zal het element toeval een hoofdrol gaan spelen in zijn werk. Hij
vraagt het publiek om deel uit te maken van het kunstwerk om zo de meest
intense ervaring te krijgen. De theatrale conventies werden overboord gegooid
en men werkte naar een performance toe die momenteel in discotheken is terug te
vinden. Vanaf dat moment keert hij de traditionele kunstvormen de rug toe en
richt hij zich volledig op de happening en de environment.
Zijn eerste environment
buiten de galerie is in 1958. Op een kippenfarm moeten bezoekers, onder strenge
regie van Kaprow, collectieve schilderijen maken, door vellen papier heen
springen of zittend als kippen kabaal schoppen.
In 1959 creëert hij de
term ‘happening’. Hij ontleent de term aan de multimediale manifestatie in de
Reuben Gallery in New York waar hij in 1959 achttien gebeurtenissen
(happenings) in zes delen plaats laat vinden.
De galerie was in drie ruimtes verdeeld door plastic folie. In elke
ruimte vonden tegelijkertijd de gebeurtenissen plaats, gecombineerd met andere
kunstvormen zoals wandconstructies, muziek, monologen en diaprojecties.
Tegelijkertijd beschilderden twee medewerkers, Robert Rauschenberg en Jasper
Johns, een aantal doeken. Tevens moesten de toeschouwers onder zeer strikte
regie steeds van stoel wisselen en zich naar andere ruimtes begeven. Daarbij
moesten de bewegingen precies op het juiste moment gemaakt worden en moest men
zich haaks of parallel ten opzichte van
de wanden bewegen.
In 1961 presenteert hij
het Environment Yard. De ruimte wordt versperd door autobanden, zodat de
bezoeker slechts met moeite zijn weg kan vinden.
Van 1961 tot 1969 doceert
hij kunstgeschiedenis aan de State University in New York en daarna tot 1972
aan de Universiteit van Princeton.
In 1965 stopt hij met de
environments en bepaalt hij zich tot happenings die uiteindelijk in 1968 zich
tot ‘activities’ ontwikkelen. Zij zijn minder theatraal en worden aan de hand
van eenvoudige scripts uitgevoerd.
In 1974 wordt hij directeur van het Visual Arts Department van de University of San Diego. In 1977 en 1987 neemt hij deel aan de Documenta in Kassel.
Als hij in 1958 de term
‘environment’ lanceert, vraagt Kaprow de toeschouwer deel te nemen aan een
specifieke activiteit om op die manier een integratie tussen kunst en leven te
bewerkstelligen. Hij zegt dat “environments must be
walked into’. Maar dan wel onder
strikte aanwijzingen van hem. Het publiek krijgt als taak om de betekenis van
het kunstwerk te construeren. Al hun kennis en voorstellingsvermogen van de
werkelijkheid moeten zij actief inbrengen en daarmee het kunstwerk als het ware
afmaken. Zonder de activiteit van de toeschouwer heeft het kunstwerk geen zin.
Het klinkt paradoxaal, maar de deelnemer moet tevens toeschouwer en
buitenstaander zijn. Als deelnemer gaat hij een interactie aan met de dingen op
dát moment en op dié plaats.
Maar tevens is van belang dat hij er vanaf een afstand naar kan kijken en zijn
handelingen en houding ten opzichte van de actie kan reflecteren. Herinneringen
die opborrelen uit zijn eigen levensgeschiedenis krijgen dan nieuwe
betekenissen. Niet voor niets staat in de gestaltpsychologie de gedachte
centraal dat er een organisatorische eenheid bestaat tussen de menselijke
beleving en de waarneming. Op die manier wordt kunst en leven met elkaar
verbonden.
Reacties
Een reactie posten