Het is een indrukwekkende biografie, inclusief noten meer dan 1000 pagina's. Het is duidelijk een boek voor de onvermoeide lezer die al lezende zijn beeld van de kunst en de twintigste eeuw in al zijn facetten ziet bijgesteld worden.
Een aanrader!
In de vorige collectietentoonstelling was aandacht voor Francis Bacon. Ik denk dat het tijd is om nu naar aanleiding van deze publicatie opnieuw het artikel dat in het Journaal verscheen onder de aandacht te brengen.
Francis Bacon: Het leven leeft niet.
door Piet van Bragt
Op
18 september 1966 interviewde David Sylvester op de BBC Francis Bacon. "Ik ben altijd erg geraakt geweest door beweging,
de beweging van de mond, de vorm van de mond en de tanden. En ik hou van de
glans en de kleur van de mond. Ik hoopte dat ik ooit in staat zou zijn de mond
te schilderen zoals Monet de zonsondergang schilderde. Maar dat is me nooit
gelukt. Ik ben ook erg beïnvloed door de film van Eisenstein en zijn prachtige shot
van de schreeuwende verpleegster." De glimlach, bekent hij even later, is
hem nooit gelukt.
Ik ontmoette een hoogleraar spiritualiteit die me
vertelde over haar periode dat ze in Israel in een kibboets werkte. Op sommige
momenten verliet een jonge man de groep, rende naar buiten en slaakte verschrikkelijke
kreten. Een oerschreeuw, om spanningen en trauma's te verwerken. Hierna trad
bij hem de rust in. De chaos werd overwonnen door dit verschrikkelijk geluid. Zo
was het atelier van Bacon een voorbeeld van desintegratie en een afspiegeling
van zijn levensstijl. Chaos is hier een verzachtende uitdrukking en te midden
van deze chaos schiep hij zijn werken, schilderijen vol angst en verschrikking,
maar formeel gezien in een uitgebalanceerde compositie. Angst en verschrikking,
samengevat en opgelost in ratio en stilte.
De schreeuw van de verpleegster in de film Potemkin van Eisenstein |
De oerschreeuw, de
schreeuw zet Francis Bacon centraal in zijn werk. Zijn beeldende reactie op
angst, lijden, verwarring, chaos is existentialistisch. Het therapeutische
effect van de oerschreeuw is onderzocht
door de Amerikaanse psycholoog Artur Janov. Zijn onderzoek naar gevolgen van
het onderdrukken van gevoelens relateert hij aan verdrongen emotionele pijnen
uit de jeugd. De jeugd van Francis Bacon is allesbehalve een voorbeeld van een
harmonieuze ontwikkeling en geborgenheid geweest en daarmee waarschijnlijk de
belangrijkste voedingsbodem voor zijn creativiteit en mensbeeld.
Zijn gekruisigde figuur in 'Fragment of a Crucifixion'
(1950) heeft geen religieuze achtergrond, maar is een expressie van angst,
geweld, wanhoop en lijden. Dit schilderij hangt in een kleine zaal en wordt
omringd door andere werken waaronder twee schilderijen van Constant die eveneens
de angst en verschrikking van de oorlog oproepen. Een getormenteerd zelfportret
van Ad Snijders en het eigenzinnige zelfportret van Charley Toorop, ontstaan na
de Hongerwinter en een voorbeeld van objectiverend kijken. Andrzej Wróblewski,
die in zijn werk op verschillende manieren probeert de trauma's van de oorlog te
verwerken. En Kurt Schwitters met zijn organische compositie 'Isle of Man' een
werk dat hij maakte na zijn vlucht voor de Nazi's in een interneringskamp op het
gelijknamige eiland in de Ierse Zee. Maar
misschien ligt de boodschap van deze zaal nog beter samengevat in de vitrine
die centraal is opgesteld. Daarin ligt De Turkenkalender van Hendrik Werkman wiens
verzet tijdens de onderdrukking hem zelf uiteindelijk noodlottig werd. En tot
slot is er Harun Farocki met zijn film Respite waarin hij een sarcastische
idylle laat zien van het kamp Westerbork.
wroblewski, untitled, 2005 |
Charley Toorop, Zelfportret met wintertakken, 1944-1945 |
Geweld, angst, oorlog, lijden. De kunstenaar die
reflecteert op het leven dat hem omringt kan niet om die onheilsboodschap heen.
Het actuele moment en het latere moment van het trauma kan bepalend zijn voor
zijn kunstenaarschap. Drie denkers maken in hun werk een analyse van het
tijdsgewricht: Adorno, Huizinga en Spengler. In de zaal ligt een boek van de
filosoof Theodor Adorno, geschreven
tijdens de Tweede Wereldoorlog als hij in de Verenigde Staten verblijft. Het
zijn essays, geschreven met een pen die in zwavelzuur lijkt gedompeld. Ze zijn
bitter, radicaal en ontdaan van de hoop op geluk. De analyse die hij maakt
biedt weinig hoop, maar tekent de tijd van dat moment. "Voor wie, zoals
het heet, volop in het praktische leven staat, belangen moet behartigen en
plannen moet verwezenlijken, veranderen de mensen met wie hij in aanraking
komt, automatisch in vriend of vijand. Doordat hij ze erop beoordeelt hoe ze in
zijn bedoelingen passen, reduceert hij ze als het ware al bij voorbaat tot
objecten: sommige zijn bruikbaar, andere hinderlijk."[1]
Zijn visie op de cultuur en de plaats daarin van het nazisme brengt hij
vlijmscherp onder woorden als hij schrijft: "De bewering dat Hitler de
cultuur heeft vernietigd, is niet meer dan een reclametruc van degenen, die
haar weer vanaf hun telefoontafeltje willen opbouwen. Wat Hitler aan kunst en
ideeën heeft uitgeroeid leidde allang het geïsoleerde en apocriefe bestaan
waarvan de laatste schuilhoeken door het fascisme werden schoongeveegd."[2]
De visie van Adorno op de oorzaken die een wereldbrand met al zijn
verschrikkingen kan veroorzaken is bitter. Hij vraagt zich af of een goed leven
nog wel mogelijk is na de verschrikkingen van de eerste helft van de twintigste
eeuw.
"Wij leven in een bezeten wereld", schreef
Huizinga in 1935 als eerste constatering in zijn boek 'In de Schaduwen van
Morgen'. Hij vervolgt: "En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht
komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme
Europese mensheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog
draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken."[3]
Huizinga maakt een analyse van de periode van het Interbellum. Vooral zijn
diagnose van het geestelijk klimaat is onthutsend. Niet voor niets is de
ondertitel van zijn boek 'Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen
tijd.' Manifest komt in zijn analyse naar voren dat de oordeelsvorming en de kritische behoefte verzwakt zijn, dat
normen vervallen, samen met stijlverlies en irrationalisering . Huizinga
verwijst nauwelijks naar het fascisme en de massale werkeloosheid, maar schetst
de voorwaarden voor een toekomst die helaas waarheid is geworden.
Der Untergang des Abendlandes van Oswald Spengler is een
veelomvattende analyse van de westerse beschaving. Spengler lijkt verklaringen
te kunnen geven voor de noden van zijn tijd, zoals de morele leegte van het
leven in de stad, de zinloze ontwikkeling van de westerse beschaving wat leidde
tot verspilling van levens en morele decadentie. Zijn conclusie dat alleen een
dictator de westerse beschaving voor vernietiging kan behoeden, vond veel
weerklank. Adolf Hitler vond daarom ook dat hij de man was die voor dit zware
ambt was geroepen. Spengler die geweld en lomp gedrag verafschuwde, weigerde
gehoor te geven aan een oproep van Hitler. De leerstoel die hem door de
nationaal-socialisten in Leipzig werd aangeboden weigerde hij onvoorwaardelijk.
"Het leven leeft niet", zegt Adorno. De
kunstenaars laten de pijnlijke kant van dit epigram zien, de hoop
op weinig toekomst, en zoals Adorno verder zegt, "Waar wacht de cultuur
trouwens precies op". Het trauma
van de oorlog is een blijvende wonde plek. Dat is een negatieve gedachte, maar
als kunst hier woorden en beelden voor vindt, blijft er altijd kans voor de toekomst.
Tot slot Adorno: "De enige filosofie die ten overstaan van de
vertwijfeling nog kan worden verantwoord, is de poging alle dingen te bekijken
zoals ze zich vanuit het standpunt van de verlossing presenteren".[4]
Reacties
Een reactie posten