Femme en Vert: Picasso zit in ons hoofd.


door Piet van Bragt


 Wie heeft niet de ervaring iets te herkennen dat hij nog nooit gezien heeft?  Voor veel kunsthistorici is het een dagelijkse gebeurtenis. In het Van Abbemuseum hangt een prachtige Picasso: Femme en Vert, de Groene Vrouw uit 1909. De aankoop van dat doek in 1954 veroorzaakte toentertijd een enorme rel in Eindhoven. Vooral politiek correcte opmerkingen van raadsleden haalden de krant. De sympathie om de geldstroom te richten op een onbegrijpelijk kunstwerk in plaats van op een groep maatschappelijk minderbedeelden, of op betere straatverlichting, deed het bij sommige politici minder goed. Het pleit voor Edy de Wilde, de toenmalige directeur van het Van Abbe, dat hij ondanks alle oppositie toch tot aankoop mocht overgaan.  En wat is nu een bedrag van fl.113.943,21 ? Gezien de prijsontwikkeling in de kunsthandel is het misschien wel een van de beste investeringen van de gemeente Eindhoven!  Politiek correct denken verliest het hier met grote cijfers van cultureel en kunstzinnig inzicht! En dat is maar goed ook.

 


Terug naar mijn opmerking over het feit dat iets herkent wordt, hoewel het nog nooit eerder op het netvlies is geweest. Dat verschijnsel moet een achtergrond hebben. Het moet zelfs een evolutionair voordeel hebben, want anders zou het volgens Darwin niet bestaan. Begrijpelijk, want stel dat wij dit herkennend vermogen zouden missen, dan was het zeer storend voor de jager in de IJstijd als hij telkens opnieuw zou moeten kennismaken met het individuele jachtobject, zonder in een oogopslag het dier als exemplaar van een soort in te kunnen delen. Als we er vanuit gaan dat herkennen van voorwerpen, in dit geval een prachtig schilderij, belangrijk moet zijn geweest voor ons voortbestaan in de loop der millennia, dan moet er ook een neurologische verklaring voor te vinden zijn. De herkenning van iets wat in wezen nog nooit gezien is, komt natuurlijk voort uit het feit dat bepaalde kenmerken bij objecten overeen stemmen. De onderhavige Picasso bezit een aantal stijlkenmerken die ook te zien zijn bij andere Picasso’s. We noemen er enkele. De kleur is van belang en tevens dat de kleur van de afgebeelde persoon en de achtergrondkleur overeenkomen, wat typisch een van de kenmerken van kubisme is. De groenige aardkleur is eveneens bekend. De verbrokkeling van de figuur, de opdeling in segmenten met een geometrische grondstructuur, de verschillende aanzichten van de vrouw, tegelijk in beeld gebracht, versterken het idee dat dit wel eens een kubistische Picasso kan zijn uit ongeveer 1909. We hebben eerder soortgelijke schilderijen gezien. 

Al deze herinneringen en het visuele beeld dat wij op dat moment krijgen doen vermoeden dat we met een bepaald geheugenspoor te maken hebben, een sensorisch schema. Ergens zit klaarblijkelijk in ons brein een hoeveelheid informatie opgeslagen die past bij de visuele sensatie van het moment. Wij mensen hebben allerlei schema’s in ons hoofd. Een schema is een subtiele pasvorm die past op de meeste daarvoor in aanmerking komende variaties. In ons hoofd wordt voortdurend uitgekeken naar iets wat in een bepaald schema past. We hebben allerlei soorten schema’s ontwikkeld. Niet alleen voor schilderijen, maar ook onder andere voor bewegingen. Het  ‘Picasso-schema’  is een type verzamelgeheugen dat essentiële kenmerken van de stijl en thema’s van Picasso in zich heeft. Als wij ergens, waar dan ook, elementen van zo’n schema ontmoeten, valt onmiddellijk het pasvormpje op de juiste plaats en herkennen wij een Picasso. 

Epicuris en Aristoteles bedachten bij deze mentale voorstellingen de vergelijking met schaduwbeelden. Ze vergeleken hen met ‘de afdruk die een stempel op een wastablet nalaat’. Momenteel  heeft onderzoek geleid tot een beter beeld van het verschijnsel. Bepaalde neurale mechanismen zijn met deze mentale voorstellingen te vergelijken. Vormen, lijnen, kleuren, bewegingen activeren bepaalde schema’s in ons brein. Aan-en-uit reacties leidden tot het inzicht dat optische zenuwdraden van het oog op veel meer dingen reageren dan op een enkel geïsoleerd plekje op de retina of netvlies. Het ‘receptieve veld’ dat onze visuele cortex aanstuurt, blijkt in werkelijkheid veel groter te zijn. 

Binnenkomende informatie via het netvlies komt uiteindelijk terecht in het deel van de hersenschors dat verantwoordelijk is voor objectherkenning, de inferotemporale cortex. De neuronen die een optische stimulus ontvangen reageren elk specifiek. Op basis van vormselectiviteit kunnen neuronen een bepaalde vorm coderen. Visuele stimuli die niet passen bij de opgeslagen informatie in de neuron worden genegeerd. In de praktijk blijken slechts enkele honderden van de vele miljoenen neuronen voldoende te zijn om een object binnen korte tijd thuis te brengen en dit door te geven aan andere hersengebieden. Hun antwoord op bepaalde vormen en de vormselectiviteit blijft bestaan ongeachte de positie en de grootte van de vorm. Door deze activering van bepaalde hersencellen worden objecten herkend. Als we menen een Picasso te herkennen mogen we aannemen dat op dat moment enkele honderden specifiek uitgeruste neuronen gestimuleerd worden en dat zo ons ‘Picasso-schema’ werkzaam wordt. 

Gedachten die ons door het hoofd flitsen bij de ontmoeting met Femme en Vert brengen ons op het idee dat het schilderij letterlijk deel van ons uitmaakt. Het zit in ons brein opgeslagen. Feitelijk zijn wij bezitters van ‘Picasso-neuronen’:  Picasso zit in ons hoofd!

 

Reacties

Populaire posts van deze blog